zondag 2 december 2012

Waarheid


Gisteren stond ik, naakt met gympen aan, op mijn cadeau gekregen crosstrainer. Daar zit zo’n apparaatje bij dat alles meet: tijd, afstand, hartslag, calorieën en nog meer bijzonderheden die ik niet begrijp. In sportscholen kunnen ze erg ingewikkeld doen over allerlei gegevens waar je niks aan hebt, behalve zorgen.
Onlangs las ik een discussie op internet. Ik kon het niet volgen, ben maar een eenvoudige jongen, dus las ik vol bewondering de pogingen om uit te leggen hoe een goede elevatorpitch tot stand komt. Dat is geen sinecure. Ik moet namelijk  werken vanuit mijn authentieke ambitie, waarmee ik doelen ga stellen en ook implementeren. Het cultiveren gebeurt door het voortdurend fine-tunen van mijn ambitie, die ik vanuit mijn droom en passie heb geformuleerd. Het cultiveren en managen van mijn authentieke brandstatement levert dan vanzelf klanten op. Het leven is hard, maar dat laatste wekte mijn interesse: klanten wil iedereen wel en dat het vanzelf gaat is mooi meegenomen. Aan de slag dus!
Bij het werken vanuit mijn authentieke ambitie begin ik zenuwachtig te worden, want die ambitie weet ik wel, maar is hij authentiek? Ben ik wel authentiek? Kom op, natuurlijk wel, maak je geen zorgen, gewoon nu doelen stellen, no problem, hup, schrijf ik zó op. Maar nu: implementeren! Heeft u wel eens uw authentieke ambitie geïmplementeerd? Dan heb ik uw rustgevende advies nodig, want mijn zenuwen maken nu plaats voor een alles verlammende onzekerheid. Bedrijven implementeren ingewikkelde computersystemen en daar doen ze een half jaar over, maar hoe implementeert een mens? Niet zeuren, nu gewoon die ambities fine- tunen. Ik schrijf ze nog maar eens op, nog finer en als ze op hun finest zijn: mijn brandstatement cultiveren. En managen. Oh nee, eerst de ambitie  vanuit mijn droom en passie formuleren, anders wordt het niks!
Ik ben nu volkomen van de kaart en bel in paniek een coach die me kan helpen de kluwen te ontwarren. Na een uurtje gestotter en gestamel mijnerzijds maakt de coach me duidelijk wat ik moet doen: weten wat ik wil en dat uitdragen. Opgelucht verbreek ik de verbinding, het blijkt heel eenvoudig te zijn: een waarheid als een koe!
Gerard Reve zei ooit: “je kan pas de waarheid van iets kennen als je er tegelijkertijd de belachelijkheid van inziet”.
Ik kijk met verwondering naar de alchemisten die de waarheid in poëzie weten om te zetten. Alleen door het niet al te serieus te nemen kan ik die waarheid ontdekken.
Ga maar eens naakt met gympen op een crosstrainer staan, dan weet u precies wat ik bedoel.

zondag 4 november 2012

Altruïsme


Ooit de pijn van een falende stand-up comedian ervaren? Het is de pijn die verveling heet en samengaat met een diep gevoel van plaatsvervangende schaamte, dat in alle botten kruipt bij het kijken naar grappig bedoelde humor, die niets anders oplevert dan de stilte van schuifelende stoelen. Die ene lach van een welwillende vriendin maakt het gevoel nog intenser. De uitdaging voor de komediant is dat het stroomt, de sidekicks moeten er uit rollen alsof ze op het moment bedacht worden. Het is een vak en als je dat niet volledig beheerst, dan bestaat de mogelijkheid dat je publiek nooit meer iets met je te maken wil hebben. Als je echt zeker wil zijn van totale weerzin tegen het verschijnsel stand-up comedian, dan doe je wat één van de komedianten die avond deed, namelijk het publiek de schuld geven: “nou, jullie hebben er echt zin in vanavond…”
Wat drijft iemand om op het toneel te gaan staan en dan het publiek de schuld te geven van zijn falen? Dan moet je jezelf toch wel geweldig vinden? Het is op zijn minst een vorm van zelfverheerlijking.
Dat zouden wij eens moeten doen, deelnemers de schuld geven van een stroeve training. Ik hoor het ons al zeggen: “nou, jullie hebben er echt zin in vandaag…het probleem is dat jullie niet het vereiste niveau hebben, jullie kunnen niet eens een open vraag stellen!” Ze laten ons alle hoeken van de trainingsruimte zien. Nee, wij zijn wijzer, wij respecteren mensen zoals ze zijn, wij zijn er voor de ander, wij hebben een hoger doel met onze trainingen: het verbeteren van de communicatie tussen mensen, zodat we met zijn allen in een betere wereld zullen leven. We blijven onvermoeibaar vechten om van de ander een gelukkiger mens te maken, open naar de ander toe communicerend, invoelend en assertief. We offeren ons leven op om ogen te openen, we zijn er op het altruïstische af voor de ander. En natuurlijk, ook bij ons gaat wel eens een training wat minder, maar dan geven wij niet de deelnemer de schuld, nee, wij zetten die ervaring om in positieve energie en gaan bij onszelf te rade waar we te kort zijn geschoten, waar er blokkades op te ruimen zijn. We gaan zelf als deelnemer goedgemutst naar trainingen om met nieuwe invalshoeken kennis te maken. Daar leren we van en we staan weer met een tomeloze energie op om fier de toekomst in te blikken, onze haren wapperend in de wind.
Heerlijk, ik word er helemaal gelukkig van als ik me weer eens realiseer hoe geweldig wij zijn.

 

maandag 1 oktober 2012

Plankenkoorts


In trainingen wordt het vaak gezegd: je kunt niet niet communiceren.  Een sterk staaltje van niet niet communiceren maakte ik mee in een horecagelegenheid. Of all places…
Ik loop door een vreemde stad. Een praatje en een warme glimlach  doen dan wonderen voor het thuisgevoel, dus besluit ik het café-restaurant binnen te stappen dat hoopvol verlicht is en waar taartjes uitdagend in de vitrine staan. Er lopen een paar vrouwen rond die de bestellingen opnemen , één van hen komt op me af met een volstrekt neutraal gezicht en kijkt me aan. Ze zegt: niets…. Zeker haar tekst vergeten. Ik zeg zo invoelend mogelijk:  “Goede morgen, een koffie verkeerd alstublieft”. Ze draait zich om en gaat weg. Ik ben een koffie verkeerd en misschien een tafelnummer. Even later komt ze terug met een plateau vol kopjes en glazen. “Thee?” Ze praat! Ik, op verzoenende toon:  “Een koffie verkeerd”. Ze kijkt boos naar het plateau, waar ze blijkbaar wel een relatie mee heeft, pakt een verkeerd en loopt door. Ergens in de loop der dingen ben ik een thee geworden, misschien zie ik er thee-achtig uit.
“Hospitality exists when you believe the other person is on your side”.
Woorden waarbij ik een warm gevoel van binnen krijg. Ze zijn van Danny Meyer, schrijver van Setting The Table, een mooi boek over gastvrijheid. Stel je toch eens voor dat deze vrouw het gevoel op kan brengen dat ik aan haar kant sta. Ze loopt nog steeds indrukwekkend taakgericht rond als ik haar blik vang en met een gebaar duidelijk maak dat ik wil afrekenen. “Twee vijfenzeventig”. Die tekst weet ze nog wel, ze declameert hem met mechanische zekerheid. Ik zie een zweem van trots in haar ogen, alsof ze zegt: “nou jij weer”. Of wil ik dat zien? Bij de deur draai ik me om , kijken of ze nog leeft. En dan gebeurt het ongelooflijke: ze kijkt terug en op haar gezicht verschijnt de stralendste glimlach die ik ooit heb gezien. Ze leeft! En hoe! Robot thee2,75 is een mens!
Ooit heb ik op het toneel gestaan. Ik stond, altijd bang voor een black out, niet niet te communiceren met het publiek. Ik kon er niet in geloven dat het publiek aan mijn kant stond. Behalve de laatste voorstelling, dan was de angst weg. Als ik wist dat het publiek me niet meer zou lastig vallen, vloeide de spanning weg.
Thee2,75 heeft me geraakt met die glimlach, nog nooit heeft iemand me zo’n thuisgevoel gegeven.
Ik sta helemaal aan haar kant.

zondag 2 september 2012

Bos


Leuke werkvormen brengen me altijd in verlegenheid. Met z’n allen in een kring en dan een beweging doorgeven, het is van enorm belang, maar ik voel me opgelaten. Dat is niet te zien, want net als de meeste mensen ben ik een goed acteur en doe ik met een blij gezicht mee. Spelletjes roepen het kind in me op, nou en of, ik krijg zo langzamerhand een hekel aan dat kind, want het is veel beter dan ik. Natuurlijk kom ik mezelf dan tegen, dat weet ik ook wel, maar ja, al die afweermechanismen, hoe moet ik het zeggen, ik koester ze.
Als een trainer aan me vraagt of ik nog een leuke werkvorm weet, komt er ter plekke een verzonnen werkvorm naar boven, want ik kan al die spelletjes niet onthouden. Zo bedacht ik ooit een gesprek, waarbij de deelnemer steeds 5 seconden stil moest zijn voordat hij op mij, als acteur, reageerde. Bleek het een bestaande werkvorm te zijn, het stond zelfs in een boek.  Ik wist niet of ik me slim of dom moest voelen.
Ooit heb ik met een goeroe te maken gehad. Hij had een baard en een doordringende, maar vriendelijke blik. De ontmoeting vond plaats  in de 70er jaren op de Academie voor Expressie door Woord en Gebaar en was onderdeel van een werkweek, waarin communicatie de hoofdrol speelde. De goeroe ging zitten, waarna wij allemaal in een kring op de grond plaatsnamen en hem verwachtingsvol aankeken. Hij keek vrolijk terug en zweeg. Hij zweeg de hele dag. Allereerst werden onze verwachtingspatronen op de proef gesteld, daarna ons gevoel voor humor en ons geduld. Toen kwamen de onvermoede emoties aan de beurt. Aan het eind van de dag omhelsde hij ons allemaal, maar ik voelde geen verbinding, want er woedde nog een strijd in me. Het was indrukwekkend, ik ben het nooit vergeten. We leefden in het ik-tijdperk en deden er alles aan om onszelf te ontdekken. Ik ontdekte dat ik allerlei afweermechanismen, overlevingsstrategieën en buitenkanten heb, die mijn ware ik verbergen. Ik schrok en was jaren van de kaart. Toen ontdekte ik dat afweermechanismen etc een deel waren van het mens zijn en dat het er niet om ging om ze weg te werken, maar om er mee te leren leven. Al die lagen maken de mens interessant. Wie wil er nog zichzelf zijn? Wel nee, we zijn veel interessanter dan dat.
We leven niet meer in de 70er jaren, we zoeken naar manieren om verbinding te maken en daar zijn dan die werkvormen voor. We zoeken wanhopig naar steeds weer andere vormen, de één nog origineler dan de ander, het is een bos waarvan de bomen niet meer te onderscheiden zijn. Pak eens een boom en sla er, in stilte, je armen om heen.
En als je dan werkelijk verbinding hebt met die boom, ja, dan mag je de blaadjes plukken.
Ik ben eigenlijk ook een goeroe. Als afweermechanisme.

 

 

 

 

woensdag 1 augustus 2012

Allergie


Ik ben uniek. Dat is het goede nieuws. Het slechte nieuws is dat iedereen uniek is. Daar moet ik mee leven, niets aan te doen. Sommige mensen willen bevestiging van hun uniciteit.
Een paar dagen geleden stond ik in een franse tuin te wachten op een concert dat ik ging bijwonen, niks bijzonders hoor, gewoon een pianiste die wereldberoemd gaat worden, ik ken haar al zeven jaar, eigenlijk heb ik haar ontdekt. Maar goed, er kwam een echtpaar op ons af dat zonder inleiding over het huis begon te praten dat ze al 35 jaar hadden, nee, geen gewoon huis, 16e-eeuws, helemaal in  oude stijl hersteld, zelf gedaan, er stonden alleen nog maar vier muren, net het huis van de buurman gekocht, 13e-eeuws, ze moesten jaren wachten tot hij dood ging, nee het leven in Frankrijk stelt hoge eisen, hoor. Een vriendin, die bij me was, wist in een korte pauze de fatale opmerking te maken: “Ik weet er alles van, ik woon al 40 jaar in Frankrijk”. Waarop de vrouwelijke helft van het echtpaar met schelle stem verkondigde; “maar wij komen al 43 jaar in de Ardèche!
Het is interessant dat mensen met een huis in Frankrijk vooral benadrukken dat het eigenlijk een heel zwaar leven is en dat ze het zo belangrijk vinden dat het cultuurgoed bewaard blijft. Wat de meeste Fransen overigens worst zal wezen, maar dit terzijde.
Er zijn ook trainingsacteurs die bevestiging willen van hun uniciteit, ze verhalen uitgebreid over het rollenspel wat ze net hebben gedaan en waarin ze echt geweldig de deelnemer geconfronteerd hebben met heel bijzonder, lastig gedrag, “die ander zei namelijk dit, nou toen deed ik dat en daar had hij niet van terug…”.  Elke trainingsacteur is uniek en het is onze opdracht om dat in te zetten in trainingen, maar als een collega mij wil vertellen hoe bijzonder hij of zij is begin ik alledaagsheid te vermoeden.
Wat? Ja, ik heb een huis in Frankrijk. Nee, laat ik er maar niet over vertellen, het is namelijk een heel bijzonder huis met zwembad en een bron, maar ik wil er niet over opscheppen, want dan verslijt u mij voor alledaags en dat ben ik niet, ik ben trainingsacteur.
Toen mijn groenteboer mij vroeg (in Amsterdam zuid, daar woon ik namelijk, echt een unieke locatie) waar ik op vakantie was geweest, moest ik wel zeggen dat ik in mijn huis in de Ardèche was. De doorgaans uiterst geïnteresseerde en vriendelijke man draaide zich acuut om en ging zwijgend de aardappels sorteren. Volkomen allergisch geworden voor mensen met een huis in Frankrijk.
Ik geef toe, op dat moment voelde ik me enorm alledaags.

zondag 1 juli 2012

Toneel


Toen ik, net afgestudeerd aan de Toneelschool,  voor het eerst aan het werk was, vond ik mezelf belangrijk. Het gevoel een bijdrage aan de maatschappij te leveren en mijn eigen geld te verdienen maakte dat ik een echt koffertje van zwart leer had gekocht in een te chique winkel. Het koffertje stond dan in de trein naast me te bewijzen dat ik terecht in de eerste klas reisde. Het ging mij om uiterlijkheden en van werkelijke behoeften had ik nog nooit gehoord. Soms moest ik ergens overnachten en dan gingen er naast de teksten en aantekenboekjes wat kleren mee, die ik er ’s morgens gedachteloos in smeet.
Op een dag krijg ik in de trein een creatief idee en open mijn koffer. Het cahier waarin ik ga schrijven ligt bovenop de andere spullen te wachten. Een mooi cahier, dat hoort bij belangrijke mensen. En een degelijke vulpen om het beeld te perfectioneren. Peinzend als een groot schrijver aanschouw ik het landschap. De dame tegenover mij heeft een mantelpak aan en bestudeert indrukwekkende grafieken. Zij is ook belangrijk en ze kijkt naar mij. Zo wil ik het, een dame die begrijpt dat ze met een creatieve geest te doen heeft, wie weet een geniale. Al peinzend zie ik in het raam dat ze niet alleen kijkt, nee, ze zit zich kostelijk te amuseren. Een binnenpretje. Ook belangrijke dames hebben binnenpretjes. Haar ogen zijn gericht op iets dat zich naast mij bevindt. Een gevoel van onbehagen roert zich in mijn buik en terloops draai ik mijn hoofd naar het iets.  
Bij het achteloos vullen van mijn koffer had ik er niet op gelet welke kleren ik er in gooide, je ziet dat ondergoed toch niet, het maakt geen deel uit van het decorum. Nu wel. Over het hele oppervlak van de koffer ligt een onderbroek die ik heb gekregen voor sinterklaas, geheel bedekt met grappige sinterklaasjes en zwarte pietjes in felrode en gele kleuren. Met een ruk draai ik mijn hoofd naar het landschap, waar zich in het eindeloze groen ineens een zeer interessante koe bevindt.
Had die dame geweten wat Geweldloos Communiceren betekent, dan had ze gevraagd: “u schrikt en kijkt het raam uit. Zou u nu het liefst dat raam uit willen vliegen? U vindt het misschien belangrijk dat het imago dat u zorgvuldig heeft opgebouwd, in tact blijft?” En dan had ik opgelucht geantwoord dat dat zo is, want ik wil zo graag bij de belangrijke mensen horen. En dan had zij mij gevraagd naar mijn werkelijke behoefte en ik was bevrijd de trein uitgestapt. Maar de wereld zit vol leedvermaak en de dame zwijgt.
Ze weet het nu zeker: deze jongen speelt toneel.

vrijdag 1 juni 2012

Leuk


In de zeventigerjaren deed op de toneelschool het volgende verhaal de ronde: bij een groot gezelschap was het de gewoonte om na de voorstelling het publiek de gelegenheid te geven vragen te stellen aan de acteurs. Er was iemand die de hoofdrolspeler complimenteerde met zijn indrukwekkende King Lear en vervolgens vroeg: “En wat doet u nou eigenlijk voor uw beroep?”
Iedere trainingsacteur kent het. Je staat op een feestje en iemand vraagt wat je doet. Je zegt: “Ik ben trainingsacteur”. “Oh, leuk!” is dan vaak de reactie, als men tenminste weet wat een trainingsacteur is. Ons vak wordt door buitenstaanders steevast “leuk” gevonden.
Het schijnt dat er acteurs zijn die fijn een rollenspelletje spelen en vervolgens de feedback aan de trainer overlaten. Ze spelen toneel, want dat vinden ze namelijk erg leuk om te doen en daarna checken ze hun mobiel om te kijken of er nieuwe opdrachten tegen onkostenvergoeding zijn binnengekomen.
Stel, iemand doet af en toe een individueel coachtraject. Geen opleiding gedaan of zo, maar ach, hij kan het gewoon, zijn vrienden komen namelijk altijd naar hem toe omdat hij zo goed kan luisteren en heel fijne vragen stelt. En coachen is toch gewoon luisteren en heel fijne vragen stellen?  Structuur en diepgang, ach, daar vragen die coachees helemaal niet om. Hij vraagt er weinig geld voor, hoor, vindt het namelijk erg leuk om te doen! Moet toch kunnen? Ik vind het heel leuk om voor mensen in de bres te springen, dus ik denk dat ik maar de advocaat ga spelen…oeps, beschermd beroep, nou ja, dan ga ik in een keuken werken of zo, ben ik gewoon kok. Of is dat ook beschermd? Iedereen is wel een dilettant op één of ander gebied. Ik ben bijvoorbeeld een zondagsschilder. Soms verkoop ik iets en dan voel ik me een hele pief, maar toch is er altijd die lichte schaamte, die twijfel of ik te veel geld vraag.
Er was een discussie op internet over de tarieven van trainingsacteurs. Iemand schreef geruststellend dat hij een zeer laag bedrag vroeg, want hij had al een baan en hoefde dus niet van het acteren te leven. De laatste zin van zijn bericht sprak boekdelen: “ik vind het namelijk erg leuk om te doen! Vooral dat “namelijk” bleef me bezighouden: als je iets leuk vindt om te doen, vraag je er blijkbaar weinig geld voor. Tja, acteren in trainingen…
Het zal je hobby maar wezen.

dinsdag 1 mei 2012

Antwoorden


Soms wil je iets. Je denkt: dat wil ik ook kunnen, het is een mooie volgende stap in mijn ontwikkeling. Er zijn trainingsacteurs die trainer willen worden, ze zien dat als een logische volgende stap. Wat ze daarna worden weet ik niet. Heb ik ook gehad, die wens, en ik heb het geluk gehad dat ik het mocht proberen. Het kwam zomaar uit de lucht vallen, ik had al jaren voor een bedrijf als trainingsacteur gewerkt en werd gevraagd een training te doen over gastvrijheid en omgaan met agressie. Tuurlijk, doe ik, leuk!
Gedaan. Niet leuk. Er is een duidelijke reden: ik ben geen trainer. Het trainersvak balanceert tussen weten en niet weten, als u begrijpt wat ik bedoel. Het acteursvak heeft niets met weten te maken, het is reageren, vragen, verbazen, provoceren, omarmen, nou ja, zo kan ik nog wel even doorgaan. Het acteursvak is spannend, je mag veel als je de ander respecteert.
Soms wil ik ergens zijn waar ik niet ben. Het is een heftig maar vluchtig verlangen, dat vooral de kop op steekt als ik door een straat in Berlijn loop en bij mensen naar binnen kijk. Die rustgevende banken op zachte tapijten met robuuste lampen ernaast, zware vaal roze gordijnen, die nooit dichtgaan. Ze stralen veiligheid en zekerheid uit en ik wil daar zijn.
Heinrich Von Kleist schreef: “Ach, es ist meine angeborne Unart, nie den Augenblick ergreifen zu können, und immer an einem Orte zu leben, an welchem ich nicht bin, und in einer zeit, die vorbei, oder noch nicht da ist”. Romantische woorden waar ik vroeger mee dweepte. Ze kunnen maar beter een verlangen blijven, de antwoorden bestaan niet.
Ik was dus trainer en had een intake met een deelnemer, die een brandbrief had geschreven over de agressie die hij tegenkwam in z’n werk. Trainer Bert toog vol goede moed naar deze man, een aardige, integere persoon die om antwoorden verlegen zat. En ik suggereerde dat ik ze had, ik was hier tenslotte de expert. U begrijpt al wat er gebeurde: teleurstelling toen hij in de training merkte dat er geen antwoorden waren, alleen vragen. En ik kon hem daarin niet begeleiden. In die training kreeg ik dat gevoel dat ik ergens anders wilde zijn, maar ik liet het niet merken. Afgezien van de teleurstelling van die deelnemer bracht ik het er goed van af, men hing aan mijn lippen, mag ik met trots mededelen.
Dat komt, ik ben een erg goed acteur.

zondag 1 april 2012

Gewoon

Toen ik zo’n jaar of zestien was, had mijn moeder op de spiegel in de gang een kaart van Loesje geplakt. De tekst luidde: Ooit een normaal mens ontmoet? En? Beviel ‘t?  Ze moest daar erg om lachen, net als om mij toen ik nog een kind was: “altijd maar gek doen”, zei ze vaak. Gisteren zag ik in een restaurant een jongetje aan een tafel zitten dat heftig met z’n armen zwaaide, begeleid met angstwekkende oerwoudkreten. Even later was hij als een koe aan het loeien terwijl zijn mes en vork in hevig gevecht waren. Het was alsof ik mezelf zag zitten.
Laatst vroeg ik een deelnemer naar het gedrag van een medewerker, zodat ik dat in het rollenspel kon spelen. Ik verwacht dan een wat vage aanduiding in de trant van: “nou, hij is niet gemotiveerd, volgens mij heeft hij er geen zin meer in”. Ik vraag hem dan hoe hij dat weet en wat hij ziet en hoort waaruit hij afleidt dat de medewerker niet gemotiveerd is, enz. Kolfje naar mijn hand. Maar hij zegt: “Doe maar gewoon”.
Ik laat het even tot me doordringen en doe alsof ik overvallen word door twijfel. Gewoon? Hoe doe je dat?. Mis ik een bekende Nederlander die “gewoon” doet en heel cool is?
Ik trek een wanhopig gezicht en zwaai wat met mijn armen, op zoek naar de juiste houding die voor “gewoon” gehouden kan worden. Natuurlijk weet ik wel wat hij bedoelt, hij wil geloofwaardig gedrag, geen aanstellerij, geen toneel. Nou, dat kan hij krijgen, ik ben niet van de straat. Maar wat gaat hij dan doen? Hij gaat, vrees ik, “gewoon” doen, want de trainer heeft gezegd dat de deelnemers  gewoon zichzelf moeten zijn in de rollenspellen, daar leer je het meeste van. Dat is natuurlijk een bijzondere eis: jezelf zijn in een rollenspel met een acteur, gade geslagen door tien paar kritische ogen. Heel knap als het je lukt en geniaal als je er wat van opsteekt, want leren betekent juist dat je iets doet dat niet als gewoon voelt.
Laat dat gewoon doen maar aan de acteur over. Die heeft daar voor doorgeleerd.
In de war? Wanhoop niet, het is gewoon het begin van een leerproces.


zaterdag 3 maart 2012

Het gaat niet over mij

Soms wil het niet lukken, die training. “lastige groep”, zeg ik dan, “en de opdracht was ook niet echt duidelijk, en ze zijn niet in staat om abstract te denken”. Dat is fijn om te zeggen, want het ontslaat me van elke verantwoordelijkheid, zodat ik mezelf op de terugweg door de ramen van de treincoupé, vermengd met de onverschillig opkijkende schapen, in de ogen kan kijken. Ik bevind me dan in een verregaande staat van ontkenning.
Een tijd geleden liep ik op straat en zag ik aan de overkant een Beroemde Acteur lopen. Ik kende hem van de toneelschool, dus maakte ik aanstalten om hem te begroeten. Maar de Beroemde Acteur keek snel een andere kant op en had ineens ontzettende haast. Ik zag mezelf als op een foto: lichaam gestrekt, de armen halfstok, het gezicht op weg naar een enthousiaste kreet, de voeten in basalt geklonken. Het was duidelijk: de Beroemde Acteur wilde mij niet tegenkomen. Ik ben gezakt voor het Beroemde Acteur Examen en wat zeg je tegen een gesjeesde collega? Hoe gaat het met je? Nee, dan maar liever negeren. Ik begrijp dat wel.
Wat heeft dit voorval met verantwoordelijkheid te maken?
Amos Oz schrijft in zijn boek “Een verhaal van liefde en duisternis” over de slechte lezer. De slechte lezer zoekt in het gebied tussen het geschrevene en de schrijver, wil het echte huis zien waar de schrijver het in z’n roman over heeft. De goede lezer zoekt in het gebied tussen het geschrevene en zichzelf. De goede lezer weet dus onmiddellijk dat je de Beroemde Acteur ook anders kunt interpreteren, bijvoorbeeld als iemand die allergisch is geworden voor fans die zich opdringen en dus snel doorloopt zonder de collega van jaren her te herkennen. Nou ja, elke goede lezer zijn eigen interpretatie.
Wij nemen liever geen verantwoordelijkheid. De schrijver heeft het geschreven, het zal wel zo gebeurd zijn. De groep was niet goed voorbereid, daar kan ik niks aan doen. En wie zou dat zijn, die Beroemde Acteur? En waar liep de schrijver dan precies?
Sommige vrienden vinden dat ik me te kwetsbaar opstel, maar u bent ongetwijfeld een goede lezer en zult begrijpen dat deze column over u gaat en niet over mij.

maandag 13 februari 2012

Held

Ik heb weer eens een beslissing genomen. Het gevolg van mijn beslissingen is meestal kwelling en tegenslag. Ik heb mijn grootste opdrachtgever vaarwel gezegd en met een gevoel van onoverwinnelijkheid ga ik naar bed, waar ik in slaap val als een dappere prins die zijn hart heeft gevolgd. “Ik kan het zelf wel!”, schreeuw ik tegen mijn overmoedige zelf, “ik ben toch iemand? Ik kan toch wat!” De reacties zijn strelend: moedig van je, je bent een kanjer.  Dan met een schok wakker worden uit de droom met van top tot teen loeiende sirenes  en weten: dit is een paniekaanval. Ik sta in de kamer, gevlucht uit het prinselijk bed. De straatlantaarn werpt een bleek schijnsel op mijn versleten kamerjas en mijn kleurig gebreide sokken. Er is niets meer over van de zekerheid die ik voelde bij het opsturen van de brief, die mij van de ketens der onrechtvaardigheid ging bevrijden. Daar sta ik dan: de held op sokken op zoek naar verlichting. Schrijven, denk ik, ik moet het opschrijven, dan krijgt het een plek. En ik schrijf alles op en het helpt, wat zeg ik? Pure loutering vind er plaats. Dat ik daar niet eerder aan gedacht heb! Stap 8! Ik zit gewoon in stap 8, waar de held geconfronteerd wordt met zijn diepste angsten, je moet er doorheen, nog maar vier stappen te gaan om als held binnengehaald te worden en de gemeenschap te verrijken met mijn zinderende talent! En zie, daar staat de held zelfopofferend naar het slagveld te staren,  de zon beschijnt zijn getaande technicolorgezicht, waarin staalblauwe ogen onverschrokken naar de horizon turen, zijn maliënkolder spuwt zilver en gouden lichtflitsen, beschermd hem tegen de pijlen van de harde werkelijkheid. Monsters en draken, kwijlende wolven, alles kan hij aan. Het leven is een verhaal dat je zelf moet schrijven en dat ga ik doen! Wat zei Mieke Bouma ook al weer: “De reis van de held helpt ons realiseren wat we ten diepste willen en wijst ons de weg naar een zinvolle bestemming”. Ik ga mijn vinger in een dijk stoppen! Die roman? Die komt er!  Dames en heren, hier staat hij: de eerste acteur met oorapparaten in een soap!
Ik kijk naar beneden en zie mijn witte benen realiteit. Die benen gaan hun eigen weg. Ik mag me dan Guust Flater voelen: niemand kan mijn leven bepalen, niemand weet wat mijn opdracht is. Ja, ik ben een held op sokken, maar wel in mijn eigen verhaal.

Deze column heb ik in het Compagnietheater voorgelezen bij de presentatie van het boek De held in je eigen verhaal van Mieke Bouma. Zij schreef ook Storytelling in 12 stappen. Zie:


vrijdag 27 januari 2012

Reiziger

Ik las een mooi verhaaltje in een prachtig boek: XY van Sandro Veronese. Het verhaal gaat over de reiziger en de boer. Het gaat er ondermeer om dat de boer tevreden is met wat hij heeft en de reiziger altijd op zoek is. Ik ben de reiziger.
Als ik langs de schappen in de supermarkt van de communicatie loop, slaat mijn hoofd op hol. Ik wil alles hebben. De aanbiedingen worden met veel tamtam  geëtaleerd : 2e seminar gratis!, nu korting op mijn boek bij het volgen van de workshop “Geweldloos Speechen”!, dit wordt jouw dag! Ik wil het allemaal kopen, je weet maar nooit of het antwoord dat je zoekt er bij zit. Bij elke training wordt mij wel een boek voor de neus gehouden dat ik niet ken en dan schaam ik mij, want ik kende dat boek dus niet en het gaat precies over waar ik mee bezig ben. Dus, hop, naar de supermarkt en dan met rode koontjes op de bank, waarop ik na enkele uren zichtbaar verbleek, want het is toch niet helemaal wat ik zocht. Ach, je steekt er altijd wel wat van op…
Helemaal zenuwachtig word ik wanneer een collega acteur tijdens een training me verbaasd aankijkt, omdat ik een bepaalde werkvorm niet ken. De zenuwen slaan om in schaamte als ik merk dat ik die grensoverschrijdende werkvorm niks vind. De angst dat ik het niet begrepen heb, dat ik niet open sta voor ontwikkeling. Waar zou dat toch vandaan komen, die weerstand tegen spelletjes, waar mensen elkaar bij de broekriem moeten pakken of met de handen tegen elkaar moeten duwen of ballen moeten gooien, begeleid met djebbertalk? Daar moet ik toch eens een boek over lezen, het ligt aan mij.
Soms, als ik het niet meer weet, sta ik lusteloos voor de ontzaglijke rij titels in mijn boekenkast te hopen op een Aha-erlebnis, maar er gebeurt nooit wat. Voor de “ik weet het niet meer mens” zijn er gelukkig ook veel boeken, dus, hop, wederom naar de supermarkt gerend, waar er op de biologische afdeling vast wel het boek te vinden is dat me helpen kan. Nou ja, het plaatje kent u al: rode konen, verbleken, terug bij af.
Ik ben de reiziger, maar ik weet: ergens diep van binnen woont de boer.