Posts tonen met het label Blog trainingsacteur. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Blog trainingsacteur. Alle posts tonen

dinsdag 1 mei 2012

Antwoorden


Soms wil je iets. Je denkt: dat wil ik ook kunnen, het is een mooie volgende stap in mijn ontwikkeling. Er zijn trainingsacteurs die trainer willen worden, ze zien dat als een logische volgende stap. Wat ze daarna worden weet ik niet. Heb ik ook gehad, die wens, en ik heb het geluk gehad dat ik het mocht proberen. Het kwam zomaar uit de lucht vallen, ik had al jaren voor een bedrijf als trainingsacteur gewerkt en werd gevraagd een training te doen over gastvrijheid en omgaan met agressie. Tuurlijk, doe ik, leuk!
Gedaan. Niet leuk. Er is een duidelijke reden: ik ben geen trainer. Het trainersvak balanceert tussen weten en niet weten, als u begrijpt wat ik bedoel. Het acteursvak heeft niets met weten te maken, het is reageren, vragen, verbazen, provoceren, omarmen, nou ja, zo kan ik nog wel even doorgaan. Het acteursvak is spannend, je mag veel als je de ander respecteert.
Soms wil ik ergens zijn waar ik niet ben. Het is een heftig maar vluchtig verlangen, dat vooral de kop op steekt als ik door een straat in Berlijn loop en bij mensen naar binnen kijk. Die rustgevende banken op zachte tapijten met robuuste lampen ernaast, zware vaal roze gordijnen, die nooit dichtgaan. Ze stralen veiligheid en zekerheid uit en ik wil daar zijn.
Heinrich Von Kleist schreef: “Ach, es ist meine angeborne Unart, nie den Augenblick ergreifen zu können, und immer an einem Orte zu leben, an welchem ich nicht bin, und in einer zeit, die vorbei, oder noch nicht da ist”. Romantische woorden waar ik vroeger mee dweepte. Ze kunnen maar beter een verlangen blijven, de antwoorden bestaan niet.
Ik was dus trainer en had een intake met een deelnemer, die een brandbrief had geschreven over de agressie die hij tegenkwam in z’n werk. Trainer Bert toog vol goede moed naar deze man, een aardige, integere persoon die om antwoorden verlegen zat. En ik suggereerde dat ik ze had, ik was hier tenslotte de expert. U begrijpt al wat er gebeurde: teleurstelling toen hij in de training merkte dat er geen antwoorden waren, alleen vragen. En ik kon hem daarin niet begeleiden. In die training kreeg ik dat gevoel dat ik ergens anders wilde zijn, maar ik liet het niet merken. Afgezien van de teleurstelling van die deelnemer bracht ik het er goed van af, men hing aan mijn lippen, mag ik met trots mededelen.
Dat komt, ik ben een erg goed acteur.

zondag 1 april 2012

Gewoon

Toen ik zo’n jaar of zestien was, had mijn moeder op de spiegel in de gang een kaart van Loesje geplakt. De tekst luidde: Ooit een normaal mens ontmoet? En? Beviel ‘t?  Ze moest daar erg om lachen, net als om mij toen ik nog een kind was: “altijd maar gek doen”, zei ze vaak. Gisteren zag ik in een restaurant een jongetje aan een tafel zitten dat heftig met z’n armen zwaaide, begeleid met angstwekkende oerwoudkreten. Even later was hij als een koe aan het loeien terwijl zijn mes en vork in hevig gevecht waren. Het was alsof ik mezelf zag zitten.
Laatst vroeg ik een deelnemer naar het gedrag van een medewerker, zodat ik dat in het rollenspel kon spelen. Ik verwacht dan een wat vage aanduiding in de trant van: “nou, hij is niet gemotiveerd, volgens mij heeft hij er geen zin meer in”. Ik vraag hem dan hoe hij dat weet en wat hij ziet en hoort waaruit hij afleidt dat de medewerker niet gemotiveerd is, enz. Kolfje naar mijn hand. Maar hij zegt: “Doe maar gewoon”.
Ik laat het even tot me doordringen en doe alsof ik overvallen word door twijfel. Gewoon? Hoe doe je dat?. Mis ik een bekende Nederlander die “gewoon” doet en heel cool is?
Ik trek een wanhopig gezicht en zwaai wat met mijn armen, op zoek naar de juiste houding die voor “gewoon” gehouden kan worden. Natuurlijk weet ik wel wat hij bedoelt, hij wil geloofwaardig gedrag, geen aanstellerij, geen toneel. Nou, dat kan hij krijgen, ik ben niet van de straat. Maar wat gaat hij dan doen? Hij gaat, vrees ik, “gewoon” doen, want de trainer heeft gezegd dat de deelnemers  gewoon zichzelf moeten zijn in de rollenspellen, daar leer je het meeste van. Dat is natuurlijk een bijzondere eis: jezelf zijn in een rollenspel met een acteur, gade geslagen door tien paar kritische ogen. Heel knap als het je lukt en geniaal als je er wat van opsteekt, want leren betekent juist dat je iets doet dat niet als gewoon voelt.
Laat dat gewoon doen maar aan de acteur over. Die heeft daar voor doorgeleerd.
In de war? Wanhoop niet, het is gewoon het begin van een leerproces.


zaterdag 3 maart 2012

Het gaat niet over mij

Soms wil het niet lukken, die training. “lastige groep”, zeg ik dan, “en de opdracht was ook niet echt duidelijk, en ze zijn niet in staat om abstract te denken”. Dat is fijn om te zeggen, want het ontslaat me van elke verantwoordelijkheid, zodat ik mezelf op de terugweg door de ramen van de treincoupé, vermengd met de onverschillig opkijkende schapen, in de ogen kan kijken. Ik bevind me dan in een verregaande staat van ontkenning.
Een tijd geleden liep ik op straat en zag ik aan de overkant een Beroemde Acteur lopen. Ik kende hem van de toneelschool, dus maakte ik aanstalten om hem te begroeten. Maar de Beroemde Acteur keek snel een andere kant op en had ineens ontzettende haast. Ik zag mezelf als op een foto: lichaam gestrekt, de armen halfstok, het gezicht op weg naar een enthousiaste kreet, de voeten in basalt geklonken. Het was duidelijk: de Beroemde Acteur wilde mij niet tegenkomen. Ik ben gezakt voor het Beroemde Acteur Examen en wat zeg je tegen een gesjeesde collega? Hoe gaat het met je? Nee, dan maar liever negeren. Ik begrijp dat wel.
Wat heeft dit voorval met verantwoordelijkheid te maken?
Amos Oz schrijft in zijn boek “Een verhaal van liefde en duisternis” over de slechte lezer. De slechte lezer zoekt in het gebied tussen het geschrevene en de schrijver, wil het echte huis zien waar de schrijver het in z’n roman over heeft. De goede lezer zoekt in het gebied tussen het geschrevene en zichzelf. De goede lezer weet dus onmiddellijk dat je de Beroemde Acteur ook anders kunt interpreteren, bijvoorbeeld als iemand die allergisch is geworden voor fans die zich opdringen en dus snel doorloopt zonder de collega van jaren her te herkennen. Nou ja, elke goede lezer zijn eigen interpretatie.
Wij nemen liever geen verantwoordelijkheid. De schrijver heeft het geschreven, het zal wel zo gebeurd zijn. De groep was niet goed voorbereid, daar kan ik niks aan doen. En wie zou dat zijn, die Beroemde Acteur? En waar liep de schrijver dan precies?
Sommige vrienden vinden dat ik me te kwetsbaar opstel, maar u bent ongetwijfeld een goede lezer en zult begrijpen dat deze column over u gaat en niet over mij.

maandag 13 februari 2012

Held

Ik heb weer eens een beslissing genomen. Het gevolg van mijn beslissingen is meestal kwelling en tegenslag. Ik heb mijn grootste opdrachtgever vaarwel gezegd en met een gevoel van onoverwinnelijkheid ga ik naar bed, waar ik in slaap val als een dappere prins die zijn hart heeft gevolgd. “Ik kan het zelf wel!”, schreeuw ik tegen mijn overmoedige zelf, “ik ben toch iemand? Ik kan toch wat!” De reacties zijn strelend: moedig van je, je bent een kanjer.  Dan met een schok wakker worden uit de droom met van top tot teen loeiende sirenes  en weten: dit is een paniekaanval. Ik sta in de kamer, gevlucht uit het prinselijk bed. De straatlantaarn werpt een bleek schijnsel op mijn versleten kamerjas en mijn kleurig gebreide sokken. Er is niets meer over van de zekerheid die ik voelde bij het opsturen van de brief, die mij van de ketens der onrechtvaardigheid ging bevrijden. Daar sta ik dan: de held op sokken op zoek naar verlichting. Schrijven, denk ik, ik moet het opschrijven, dan krijgt het een plek. En ik schrijf alles op en het helpt, wat zeg ik? Pure loutering vind er plaats. Dat ik daar niet eerder aan gedacht heb! Stap 8! Ik zit gewoon in stap 8, waar de held geconfronteerd wordt met zijn diepste angsten, je moet er doorheen, nog maar vier stappen te gaan om als held binnengehaald te worden en de gemeenschap te verrijken met mijn zinderende talent! En zie, daar staat de held zelfopofferend naar het slagveld te staren,  de zon beschijnt zijn getaande technicolorgezicht, waarin staalblauwe ogen onverschrokken naar de horizon turen, zijn maliënkolder spuwt zilver en gouden lichtflitsen, beschermd hem tegen de pijlen van de harde werkelijkheid. Monsters en draken, kwijlende wolven, alles kan hij aan. Het leven is een verhaal dat je zelf moet schrijven en dat ga ik doen! Wat zei Mieke Bouma ook al weer: “De reis van de held helpt ons realiseren wat we ten diepste willen en wijst ons de weg naar een zinvolle bestemming”. Ik ga mijn vinger in een dijk stoppen! Die roman? Die komt er!  Dames en heren, hier staat hij: de eerste acteur met oorapparaten in een soap!
Ik kijk naar beneden en zie mijn witte benen realiteit. Die benen gaan hun eigen weg. Ik mag me dan Guust Flater voelen: niemand kan mijn leven bepalen, niemand weet wat mijn opdracht is. Ja, ik ben een held op sokken, maar wel in mijn eigen verhaal.

Deze column heb ik in het Compagnietheater voorgelezen bij de presentatie van het boek De held in je eigen verhaal van Mieke Bouma. Zij schreef ook Storytelling in 12 stappen. Zie:


vrijdag 27 januari 2012

Reiziger

Ik las een mooi verhaaltje in een prachtig boek: XY van Sandro Veronese. Het verhaal gaat over de reiziger en de boer. Het gaat er ondermeer om dat de boer tevreden is met wat hij heeft en de reiziger altijd op zoek is. Ik ben de reiziger.
Als ik langs de schappen in de supermarkt van de communicatie loop, slaat mijn hoofd op hol. Ik wil alles hebben. De aanbiedingen worden met veel tamtam  geëtaleerd : 2e seminar gratis!, nu korting op mijn boek bij het volgen van de workshop “Geweldloos Speechen”!, dit wordt jouw dag! Ik wil het allemaal kopen, je weet maar nooit of het antwoord dat je zoekt er bij zit. Bij elke training wordt mij wel een boek voor de neus gehouden dat ik niet ken en dan schaam ik mij, want ik kende dat boek dus niet en het gaat precies over waar ik mee bezig ben. Dus, hop, naar de supermarkt en dan met rode koontjes op de bank, waarop ik na enkele uren zichtbaar verbleek, want het is toch niet helemaal wat ik zocht. Ach, je steekt er altijd wel wat van op…
Helemaal zenuwachtig word ik wanneer een collega acteur tijdens een training me verbaasd aankijkt, omdat ik een bepaalde werkvorm niet ken. De zenuwen slaan om in schaamte als ik merk dat ik die grensoverschrijdende werkvorm niks vind. De angst dat ik het niet begrepen heb, dat ik niet open sta voor ontwikkeling. Waar zou dat toch vandaan komen, die weerstand tegen spelletjes, waar mensen elkaar bij de broekriem moeten pakken of met de handen tegen elkaar moeten duwen of ballen moeten gooien, begeleid met djebbertalk? Daar moet ik toch eens een boek over lezen, het ligt aan mij.
Soms, als ik het niet meer weet, sta ik lusteloos voor de ontzaglijke rij titels in mijn boekenkast te hopen op een Aha-erlebnis, maar er gebeurt nooit wat. Voor de “ik weet het niet meer mens” zijn er gelukkig ook veel boeken, dus, hop, wederom naar de supermarkt gerend, waar er op de biologische afdeling vast wel het boek te vinden is dat me helpen kan. Nou ja, het plaatje kent u al: rode konen, verbleken, terug bij af.
Ik ben de reiziger, maar ik weet: ergens diep van binnen woont de boer.

woensdag 21 december 2011

Blik

Ik moet in mijn hele leven ontzettend veel, ondanks het feit dat ik als puber tegen mijn moeder zei: “ik moet niks!”. Zij moest er om lachen.  Mijn wanhopige poging om een plek te veroveren in de turbulente zestiger jaren werd een rotsvaste overtuiging. Het niets verdween, maar het moeten is gebleven. Het is een tweede natuur geworden, kost veel energie en heeft… niks opgeleverd.
Sinds ik als trainingsacteur werk, ben ik me daarvan bewust geworden en heb ik cursussen gevolgd: RET, dat mij het irrationele ervan deed inzien; Voice Dialogue dat de stem van het loslaten liet spreken en bakken emotie tot gevolg had. Maar het moeten is hardnekkig, het is met de paplepel ingegoten.
Nu moet ik aan de sociale media. Delen is het devies, weg met de dwang, we mogen alles delen met elkaar, zelfs ons ochtendhumeur. Dus naar een cursus getogen, waar me de duizelingwekkende mogelijkheden van Twitter en Facebook werden geopenbaard. Ik mag al mijn passies en meningen met anderen delen, ik kan het zo gek niet bedenken en laat het de medemens weten. Delen! Dat ik daar nooit eerder aan gedacht heb!
Ik loop de wachtruimten  van een bedrijf binnen, waar ik een training ga verzorgen, samen met een collega. Heerlijk om een collega te ontmoeten, je kan weer eens bijpraten over nieuwe ontwikkelingen, ervaringen uitwisselen, je kan je frustraties delen met iemand die het begrijpt.  Hij zit er al. Ik begroet hem, hij kijkt op en schenkt me een lege  blik. Dan verdiept hij zich weer in zijn mobiel. Dat is natuurlijk enorm belangrijk, dat begrijp ik ook wel, als je even niet oppast mis je allerlei Twitter berichten die van groot belang kunnen zijn. Die blik, die arrogantie van de moderne tijd, blijft bij me hangen. Ik ga naast hem zitten en voel me  ineens ontzettend moe. Oud. Hij zit daar als een uitheems dier krom getrokken naar zijn mobiel te turen, zijn vingers tikken nerveus op het schermpje. Hij is jong en dynamisch en moet delen, het is een tweede natuur geworden. Ik kijk om me heen in de glazen ruimte met koffieautomaat. Ik wil delen, maar ik wil het niet moeten.

maandag 14 november 2011

Een warm bad

Het voelt goed. Zes deelnemers die een casus hebben voorbereid en een mooie ruimte met koffie, thee, water en koekjes. Ze zijn allemaal gemotiveerd, hebben fijne ervaringen met trainingsacteurs, ze kunnen niet wachten. Ik ben lekker ontspannen, het voelt als een warm bad. De rollenspellen lopen perfect: na enkele vragen van mijn kant over hun leerdoel en wat ze willen bereiken in dit gesprek, gaan ze aan de slag met het lastige gedrag dat ik neerzet en na een heldere evaluatie en goed gestructureerde feedback doen ze het nog een keer en , gemotiveerd als ze zijn, veranderen hun gedrag. Verbluffend resultaat! Moeiteloos schakelen ze naar een andere benaderingswijze en helder weten ze te verwoorden wat ze gewonnen hebben.
Aan het eind van deze feesttraining vertellen ze wat ze van het geleerde in praktijk gaan brengen en hoe ze dat gaan aanpakken. Tevreden gezichten kijken mij uitdagend aan, ik heb hun een gevoel van triomf gegeven, ik ben in mijn element en laat de complimenten over me heen komen. Oh, waren alle trainingen maar zo, wisten alle deelnemers maar precies wat ze wilden bereiken, de slotbrug van mijn communicatiekasteeltje zou met goud zijn geplaveid.
De auto staat me vrolijk op te wachten en terwijl ik met een gevoel van diepe tevredenheid de snelweg met een snelheid van 120 km per uur over vlieg, laat ik de middag nog eens passeren. Heerlijk, die harmonie, die onvoorwaardelijke overgave. Wat schakelden die mensen toch makkelijk over naar nieuw gedrag, helemaal geen strijd, hup, ze pakten het zó op, het leek wel alsof ze er helemaal geen moeite voor hoefden te doen, geen barrières, het leek wel alsof…
ze al wisten welke slag ze zouden maken…ze het al in hun hoofd hadden…
het doorgewinterde deelnemers waren die wisten hoe ze zo’n training door konden komen…
zonder kleerscheuren, zonder ook maar de minste… innerlijke… beweging.

Ik hoor ongeduldig getoeter achter me en merk dat ik 70 km per uur rijd. Expertise, me hoela. Het duiveltje, genaamd routine heeft zich in mij genesteld en mij vergiftigd met de tevredenheid die een warm bad kan geven. Niks gouden plaveisel. Hout van het goedkoopste soort op de rand van verrotting!  Ik geef gas en passeer irritant langzaam rijdende auto’s.
Eén schrale troost: er is in ieder geval iemand in beweging gekomen.

zondag 16 oktober 2011

Prop

In The Age Of Absurdity betoogt Michael Foley* dat het steeds moeilijker wordt om gelukkig te zijn. Eén van de oorzaken is dat we geen verantwoordelijkheid meer nemen voor ons eigen falen.
Een vriend van mij heeft ETD. Hij heeft het opgelopen door te veel training; het is een slopende ziekte, die niet meer te behandelen is, als je er niet snel genoeg bij bent.  Je merkt niets aan hem, het is een heel vrolijke jongen en hij functioneert heel goed. Maar vorige week gingen bij mij de alarmbellen af toen hij zo maar ineens tegen mij zei: “ik ben niet meer trainbaar”. Ik schrok me rot, maar liet dat niet merken. ETD  ( Effective Training Disorder) is een psychische aandoening die zich in de loop van een aantal communicatietrainingen langzaam ontwikkelt. Je bent je er eerst niet van bewust en de eerste verschijnselen doen zich vooral voor in de vorm van verveling. Daarna neemt een gevoel van zinloosheid bezit van je, die overgaat in de overtuiging dat je niet “trainbaar” bent.
Ik ben van de populaire filosofie, dus u hoeft geen onderbouwd wetenschappelijk relaas over de werking van de hersenen te verwachten. Ik stel het me zo voor: bij ETD heeft zich een cluster van communicatiemodellen in de hersenen ontwikkeld tot een prop, die de wil om te leren blokkeert. Heerlijk, die populaire filosofie, je begrijpt nog eens wat.
Mensen met ETD zijn herkenbaar aan de ironische glimlach. Ze houden van trainingsacteurs, die de verveling voeden door een rollenspel te spelen, waarin niets gebeurt. Bij de evaluatie mompelen ze dat je altijd wel iets van zo’n training opsteekt en dat is dat.
Ik heb dat ook meegemaakt, het zijn de dagen dat ik er over denk om taxichauffeur te worden.
Ach, zo vaak komt het niet voor, die ETD, het zijn maar uitzonderingen. Toch?
Gelukkig heb ik een opleiding gehad waar ik heb geleerd emoties op te roepen, bij mezelf en bij de ander. Het is de enige weg om die prop los te schudden.
Toen die vriend van mij zei dat hij niet meer trainbaar was toonde ik geen emotie. Maar dat was in het echte leven en daar heb ik last van THW (Total Harmony Wish). Daar kan ik niks aan doen, dat heb ik namelijk al vanaf mijn jeugd.
Nee, daar kan ik geen verantwoordelijkheid voor nemen.

*Ierse filosoof. Schrijft over de paradox van de moderne tijd: hoe beter we het hebben, hoe ongelukkiger we zijn.

vrijdag 2 september 2011

De Werkelijkheid

Ooit zei een deelnemer: “met verandering kan ik heel goed omgaan, ik negeer het gewoon”.
Ik luister altijd met een wijs gezicht naar deelnemers in trainingen en cursussen als het over de angst voor veranderingen gaat. “Loslaten”, denk ik dan vanuit mijn stoel, “de wereld is in beweging, weet je wel, het hoort erbij”. Met verbazing kijk ik hoe mensen willen vasthouden aan het oude, hoe star ze zijn in hun denken, hoe bang om hun zekerheid te verliezen. “Verandering is goed”, mompel ik tevreden, “het houdt je in beweging, het houdt je scherp,zonder verandering blijf je achter en raak je hopeloos geïsoleerd”. Met dat wijze gezicht stel ik vragen en met andere gezichten speel ik rollen die ze helpen om in beweging te komen en vrede te sluiten met de turbulentie van de maatschappij.
Ik ben onwetend en arrogant.
Al Jarenlang heb ik een innige band met een acteursbureau. Ik doe mijn best om ze zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, zij geven mij de gelegenheid om me te ontwikkelen door me workshops aan te bieden en aan langdurige trajecten deel te laten nemen. Het voelt als een warm bad en ik laat het me welgevallen.
Nu is er een crisis. Die was er al, maar ik heb het genegeerd. Dat was helemaal niet moeilijk. Het acteursbureau is plotseling nieuwe wegen ingeslagen om in deze tijd te overleven, de vergoedingen staan onder druk, ik ben niet meer de steracteur, de troef die ingezet wordt, ik moet me weer bewijzen tegenover nieuwe opdrachtgevers.
Wat ben ik boos. Ik word niet gewaardeerd, ik word aan de kant geschoven als oud vuil, er is geen respect voor expertise, het gaat alleen nog maar om het geld. Ik schrik van de weerstand die zich ineens in mijn buik vestigt, ik schrik van de starheid in mijn denken, van de angst voor een onzekere toekomst.
Nou is die toekomst wel heel onzeker, hoor! Geen vaste baan!, helemaal opnieuw beginnen!, geen verzekering voor arbeidsongeschiktheid!, ik ben er wel heel erg aan toe!, veel erger dan al die zeurpieten met hun riante arbeidsvoorwaarden!
Nee, ik ben nog niet bekomen van de schrik. Verandering is niet fijn. Het confronteert me met de plank waar ik tegen aan kijk en niet zie.
Ik ga maar eens op cursus.

woensdag 23 maart 2011

Voorzeggen

Als kind kon ik erg boos worden als een ander kind het raadseltje verklapte dat mij was opgegeven. “Je mag niet voorzeggen!”, riep ik dan. Het was veel spannender om het zelf te ontdekken, het weten was niet belangrijk en het zoeken was een manier om vat op de wereld te krijgen. Kortom:  leren was leuk.
Dat heb ik in mijn schooljaren wel afgeleerd, leren was toen uit je hoofd leren, het stond in het teken van goed of fout en als je het nogal eens fout had, zoals ik, dan werd leren een vermoeiende bezigheid. En uiteindelijk werd ik lui.
Toen ik lang geleden met trainen begon was het voorzeggen schering en inslag. Deelnemers werd geleerd hoe ze met emoties moesten omgaan. Ze moesten dan bijvoorbeeld de volgende zin zeggen:
“Ik zie tranen in je ogen en je schouders hangen een beetje naar voren, dat geeft me de indruk dat je verdrietig bent, klopt dat?”.
Het werd ijverig in schriftjes opgeschreven en in het beste geval werd het ook nog toegepast. Als degene waarop het uitgeprobeerd werd uitgelachen was, namen ze hopelijk het besluit om die zin nooit meer uit te spreken. Misschien hadden ze geleerd om te zwijgen, wat dan weer heel mooi is.
Dat doen we dus niet meer. Overtuigen doen we nog wel, wat een verkapte vorm van voorzeggen is. Vorige week nog betrapte ik mezelf er op dat ik een deelnemer er van zat te overtuigen dat een bepaalde reactie op mij niet zo slim was. Hij was het er niet mee eens.
Onlangs leerde ik in een workshop een mooi woord: prestatiereflex. De wil van de trainer of acteur om resultaat te behalen is een patroon geworden. De deelnemer wil ook resultaat, dus men is al snel tevreden. Nou ja, tevreden…De uitwerking van het reflex is bijna zichtbaar: een elektrische deken van vertwijfelde moeheid valt over de groep deelnemers, een gaap wordt onderdrukt, een vingernagel bestudeerd.
Er woedt nu een bijna hypnotische tweestrijd in mij: hevig op zoek naar een manier om mensen het plezier, dat leren is, te laten herontdekken en tegelijkertijd de wil om te overtuigen.
Prestatiereflex is lastig te weerstaan. Ik wil het niet meer, ik wil mijn prestatiereflex vernietigen. Ik weet niet hoe.
Wie het weet mag het voorzeggen.

dinsdag 8 februari 2011

Column Onjuiste Communicatie

“Het echt zijn van de trainingsacteur heeft als doel directe communicatie te bewerkstelligen, zodat hij de vrijheid heeft om zijn intuïtie te laten werken”.
Een zin van mij, gevonden in een aantekenboekje. Het is zo waar als een koe en het roept talloze vragen op.
De Dikke Van Dale maar eens geraadpleegd over intuïtie: “onmiddellijke, niet op begripsdenken en redenering berustende overtuiging van de waarheid”.
Gelukkig roept dit ook veel vragen op , dat is dan weer geruststellend.
Over het echt zijn kun je boeken vol schrijven, maar een deelnemer weet onmiddellijk of de acteur aan het toneelspelen is of niet.
Stanislavski zegt in Lessen voor Acteurs:

“Met onjuiste communicatie bedoel ik dat je niet rechtstreeks in contact met je object bent, dat je indruk probeert te maken met je rol en met jezelf”.

Een tijdje geleden wilde een deelnemer weten wat er met hem gebeurde als hij met een zeer arrogante klant te maken kreeg. Maar dan ook echt Arrogant, niet mee te praten. Het ging hem niet zozeer om de vaardigheden die hij moest inzetten bij dit gedrag, maar om zijn eigen gevoel en hoe daar mee om te gaan. Op een gegeven moment brak hij ons gesprek af en gaf mij een twijfelachtig compliment:
 “Je speelt het zo goed, ik word er door afgeleid”.
Ik was inderdaad fantastisch.
Arrogante collega’s zijn mijn specialiteit en als de deelnemer mij dan ook nog vraagt echt heel arrogant te zijn, nou, hoed je dan maar.
Echt, ik zag het verbouwereerde gezicht wel en echt, echt waar, ik bleef hem in de gaten houden en gaf hem openingen om de storm te keren, heel professioneel allemaal, maar hij had me uitgedaagd als acteur. Mijn rug strekte zich, mijn voeten schoten wortel en in mijn gezicht was ongetwijfeld al de arrogantie te zien die zo dadelijk het toneel ging bestormen. Het publiek verkneukelde zich, terwijl ik me voorbereidde op de val in de bekende kuil.
Al snel werd duidelijk wat er met de deelnemer gebeurde: hij klapte dicht.
Een goed uitgangspunt om op in te haken, maar dat terzijde.
Vijftien jaar heb ik er over gedaan om het Grote Acteren van me af te schudden en dan leest uitgerekend Stanislavski me de les.

dinsdag 4 januari 2011

Column Valkuil

Hoe diep is een valkuil?
De mijne is 2.03 m, het is er heel knus met een lekkere stoel die je in allerlei standen kan zetten. Er hangen bordeauxrode gordijntjes van zacht fluweel. Er zijn geen ramen, maar die beeld ik me in: als ik er doorheen kijk zie ik arcadische landschappen met Hollandse koeien. Ik voel me er thuis.
Ik ben zo’n roker die in februari stopt, in juni één “sigaretje”rookt, in september op een spannende avond met veel drank zes peuken van anderen jat en in november weer gewoon zelf sigaretten koopt om daarna weer allerlei pogingen te doen om er vanaf te komen.
Ik weet zeker dat ik één sigaretje kan roken, ik weet het absoluut zeker en zie je wel: de volgende dag taal ik er niet naar, alles onder controle. Ik val er dus weer in en kijk vanuit mijn stoel naar de rust van de niet aanwezige koeien. Ik wil die valkuil, ik hou van ‘m
Pas hoorde ik het weer in een training:  ja, dat is mijn valkuil… Het ging over stiltes, de deelnemer kon daar niet tegen en ging dan praten, wat inhield dat hij van alles voor de ander ging invullen.
Het was geen ontdekking.  En al helemaal geen confrontatie. Nee, de spreker keek me berustend en een beetje trots aan: vertel mij niks, ik heb vaker met dit bijltje gehakt.
En dat is het dan. Het is een gegeven. Geconstateerd. Iedereen blij.
Voor werkelijke verandering is meer nodig, dat weten we allemaal.
We hopen dat de deelnemer er over na gaat denken en er echt iets aan gaat doen.
Gaat niet gebeuren, dat invullen voor de ander gebeurt voor een knapperend haardvuurtje met een glaasje congnac.
Hoe zit dat bij mij?  Als ik in een valkuil trap vind ik dat wel genoeg, ze moeten niet door gaan zagen over overtuigingen die ik heb, stappen die ik moet gaan zetten, daar word ik ontzettend kriebelig van, daar ben ik allergisch voor.
Maar als ze creatief gaan doen en vragen hoe diep die valkuil is, dan weet ik wel een antwoord: 2.03 m

dinsdag 30 november 2010

Patronen

Als ik in beweging ben word ik creatief.
Reizen met de trein levert veel ideeën op, dan schrijf ik dus veel. Ook bij het autorijden krijg ik veel ideeën en soms moet ik een parkeerplaats zoeken om iets op te schrijven.
Thuis dans ik regelmatig op wat voor muziek dan ook, daar word ik blij van.
Bewegen is een noodzaak, ik kan niet zonder. Het is een patroon dat ik ooit ontwikkeld heb en waarvan ik ervaren heb dat het me helpt. Niks aan de hand.
Vaak moet ik zitten. Daar houdt mijn lijf niet van en dan gaat mijn rechterbeen trillen.
Als ik even niet oplet gebeurt het. Als kind heb ik dat aangeleerd, mijn vader deed het.
Hij zat in zijn stoel voor zich uit te kijken en trilde met zijn been. Hij wilde weg. Of eigenlijk: terug. Naar Indië, naar zijn gelukkige jeugd, naar het paradijs.
Ik hoef niet terug naar Indië, mijn gelukkige jeugd ligt in Holland. Maar ik wil ook weg, ik wil altijd ergens anders zijn, want daar gebeurt het. Allemaal van mijn vader gekregen.Toen zag ik het aan voor mannelijk gedrag, hij was een rolmodel. Het had een functie en het is een patroon geworden.
Nu houden mensen mij voor zenuwachtig, ongeduldig, verveeld, enz, al naar gelang hun ervaringen met trillende benen.
Ik ben naar de psycholoog geweest om de trillende benen van mijn vader een plek te geven.
Heeft me goed gedaan, dank u. Maar het trillen bleef. Ik moest iets verzinnen, want het beïnvloedde het contact met anderen in negatieve zin.
Ik verzon een trucje: mijn been zó neerzetten dat het niet trillen kon. Dat is nu, na veel vallen en opstaan, een nieuw patroon geworden. Meestal.
Patronen zijn hardnekkig, ze komen van ver. De mijne komt uit IndIë.

donderdag 7 oktober 2010

Column Interventie

Interventie

Ze hadden bedacht dat ze iets voor het bedrijf moesten doen, er moest beweging komen, ze moesten er met z’n allen tegenaan, zeker in deze tijd. Het waren mooie woorden en er was een mooi idee: een workshop organiseren voor het bedrijf.  Over passie.
Ik zat, samen met de trainer, naar de groep te kijken. Er stond een deelnemer iets te vertellen aan de anderen, het ging uiteraard over passie, want dat was het onderwerp nou eenmaal.
Hij had de uitstraling van een deurmat.
Ik keek naar de groep. Ze lagen in hun stoelen hun rug te bederven, één zat er met zijn mobieltje te spelen. Er kwam een niet te keren storm van verontwaardiging in mij opzetten, verbijsterd keek ik van de groep naar de deurmat en toen kon ik het niet meer houden. Met een mengeling van spel (“waar is de camera? Is dit een grap?) en oprechte woede (“passie? kijk eens hoe jullie er bij zitten!) heb ik ze de mantel uitgeveegd. Het was heerlijk om te doen. 
De deelnemers schrokken zich kapot en vijf minuten later stonden ze op een grasveld om een houten tafel met elkaar te discussiëren. De trainer en ik keken ernaar. Ze zei tegen me: “Goeie interventie, zeg!” O ja, het was een interventie. Gek, zodra een handeling in woorden worden gevat verschuift er iets in mijn hoofd, de handeling wordt een methode. Ik buig diep voor alle wijsheid die trainers in huis hebben, maar ik kan dat allemaal niet onthouden. Gelukkig hoeft dat ook niet, want ik mag als trainingsacteur mijn impulsen volgen, ik ben er voor de beweging en soms mag ik dat letterlijk opvatten. Dat is mijn passie. 
Als u mij ooit in een stoel ziet hangen met een mobieltje in mijn hand, dan mag u mij een rotschop geven. En noem het van mijn part een interventie.

dinsdag 14 september 2010

Column Weerstand

Weerstand

Hij komt met een gezicht als een donderwolk binnen, geeft me een slap handje zonder me aan te kijken, gaat zitten en zegt: “ik weet niet wat ik hier kom doen”.
Ik zou willen schrijven: Klassiek! Smullen! Daar kunnen wij professionals wel wat mee!
Meeveren, serieus nemen, grenzen stellen, net genoeg aandacht zodat hij een beetje warm wordt van binnen, niet te veel, want er mag geen irritatie in de groep komen.
We geven hem een pakkerd en als hij week geworden is, persen we hem in het keurslijf van één of ander model. Kolfje naar onze hand, peulenschil. Daar zit hij dan, de rest van de dag uit. Braaf te wezen. Olifantje blaast verhaaltje uit, klaar.
Maar zo gaat het niet. Zo’n man doet iets met me. Het eerste wat gebeurt is een zenuwsteek in de buik. Dan een golf van ergernis, parkeer dat nobele streven om te leren maar, want er moet eerst aandacht geschonken worden, begrip getoond. En dat doe ik dan en dat lukt dan, want hij begint te ontdooien en voelt zich begrepen en iedereen haalt stiekem opgelucht adem en dan drinken we koffie en dan krijg ik allerlei  gevoelens, namelijk tevredenheid en geloof in de mens en geloof in mezelf, maar vooral een diep, neerslachtig gevoel van zinloosheid.
Is het niet om gek van te worden?  Ik heb toch voor dit vak gekozen omdat ik met mensen wil zoeken naar de mogelijkheden en de verrassingen van onze communicatie, naar het wonder van de interactie? Ik wil werken in een sfeer van respect en veiligheid…nou ja, alles wat dit vak zo mooi maakt. Wat moet ik dan met weerstand?
Dus als u me nu voorstelt om eens een cursus weerstand te gaan doen, weet ik al wat ik ga zeggen als ik het lokaal binnen kom:  “Ik weet niet wat ik hier kom doen”.
En hoop dan wel dat u wat aandacht aan me besteedt.