woensdag 21 december 2011

Blik

Ik moet in mijn hele leven ontzettend veel, ondanks het feit dat ik als puber tegen mijn moeder zei: “ik moet niks!”. Zij moest er om lachen.  Mijn wanhopige poging om een plek te veroveren in de turbulente zestiger jaren werd een rotsvaste overtuiging. Het niets verdween, maar het moeten is gebleven. Het is een tweede natuur geworden, kost veel energie en heeft… niks opgeleverd.
Sinds ik als trainingsacteur werk, ben ik me daarvan bewust geworden en heb ik cursussen gevolgd: RET, dat mij het irrationele ervan deed inzien; Voice Dialogue dat de stem van het loslaten liet spreken en bakken emotie tot gevolg had. Maar het moeten is hardnekkig, het is met de paplepel ingegoten.
Nu moet ik aan de sociale media. Delen is het devies, weg met de dwang, we mogen alles delen met elkaar, zelfs ons ochtendhumeur. Dus naar een cursus getogen, waar me de duizelingwekkende mogelijkheden van Twitter en Facebook werden geopenbaard. Ik mag al mijn passies en meningen met anderen delen, ik kan het zo gek niet bedenken en laat het de medemens weten. Delen! Dat ik daar nooit eerder aan gedacht heb!
Ik loop de wachtruimten  van een bedrijf binnen, waar ik een training ga verzorgen, samen met een collega. Heerlijk om een collega te ontmoeten, je kan weer eens bijpraten over nieuwe ontwikkelingen, ervaringen uitwisselen, je kan je frustraties delen met iemand die het begrijpt.  Hij zit er al. Ik begroet hem, hij kijkt op en schenkt me een lege  blik. Dan verdiept hij zich weer in zijn mobiel. Dat is natuurlijk enorm belangrijk, dat begrijp ik ook wel, als je even niet oppast mis je allerlei Twitter berichten die van groot belang kunnen zijn. Die blik, die arrogantie van de moderne tijd, blijft bij me hangen. Ik ga naast hem zitten en voel me  ineens ontzettend moe. Oud. Hij zit daar als een uitheems dier krom getrokken naar zijn mobiel te turen, zijn vingers tikken nerveus op het schermpje. Hij is jong en dynamisch en moet delen, het is een tweede natuur geworden. Ik kijk om me heen in de glazen ruimte met koffieautomaat. Ik wil delen, maar ik wil het niet moeten.

maandag 14 november 2011

Een warm bad

Het voelt goed. Zes deelnemers die een casus hebben voorbereid en een mooie ruimte met koffie, thee, water en koekjes. Ze zijn allemaal gemotiveerd, hebben fijne ervaringen met trainingsacteurs, ze kunnen niet wachten. Ik ben lekker ontspannen, het voelt als een warm bad. De rollenspellen lopen perfect: na enkele vragen van mijn kant over hun leerdoel en wat ze willen bereiken in dit gesprek, gaan ze aan de slag met het lastige gedrag dat ik neerzet en na een heldere evaluatie en goed gestructureerde feedback doen ze het nog een keer en , gemotiveerd als ze zijn, veranderen hun gedrag. Verbluffend resultaat! Moeiteloos schakelen ze naar een andere benaderingswijze en helder weten ze te verwoorden wat ze gewonnen hebben.
Aan het eind van deze feesttraining vertellen ze wat ze van het geleerde in praktijk gaan brengen en hoe ze dat gaan aanpakken. Tevreden gezichten kijken mij uitdagend aan, ik heb hun een gevoel van triomf gegeven, ik ben in mijn element en laat de complimenten over me heen komen. Oh, waren alle trainingen maar zo, wisten alle deelnemers maar precies wat ze wilden bereiken, de slotbrug van mijn communicatiekasteeltje zou met goud zijn geplaveid.
De auto staat me vrolijk op te wachten en terwijl ik met een gevoel van diepe tevredenheid de snelweg met een snelheid van 120 km per uur over vlieg, laat ik de middag nog eens passeren. Heerlijk, die harmonie, die onvoorwaardelijke overgave. Wat schakelden die mensen toch makkelijk over naar nieuw gedrag, helemaal geen strijd, hup, ze pakten het zó op, het leek wel alsof ze er helemaal geen moeite voor hoefden te doen, geen barrières, het leek wel alsof…
ze al wisten welke slag ze zouden maken…ze het al in hun hoofd hadden…
het doorgewinterde deelnemers waren die wisten hoe ze zo’n training door konden komen…
zonder kleerscheuren, zonder ook maar de minste… innerlijke… beweging.

Ik hoor ongeduldig getoeter achter me en merk dat ik 70 km per uur rijd. Expertise, me hoela. Het duiveltje, genaamd routine heeft zich in mij genesteld en mij vergiftigd met de tevredenheid die een warm bad kan geven. Niks gouden plaveisel. Hout van het goedkoopste soort op de rand van verrotting!  Ik geef gas en passeer irritant langzaam rijdende auto’s.
Eén schrale troost: er is in ieder geval iemand in beweging gekomen.

zondag 16 oktober 2011

Prop

In The Age Of Absurdity betoogt Michael Foley* dat het steeds moeilijker wordt om gelukkig te zijn. Eén van de oorzaken is dat we geen verantwoordelijkheid meer nemen voor ons eigen falen.
Een vriend van mij heeft ETD. Hij heeft het opgelopen door te veel training; het is een slopende ziekte, die niet meer te behandelen is, als je er niet snel genoeg bij bent.  Je merkt niets aan hem, het is een heel vrolijke jongen en hij functioneert heel goed. Maar vorige week gingen bij mij de alarmbellen af toen hij zo maar ineens tegen mij zei: “ik ben niet meer trainbaar”. Ik schrok me rot, maar liet dat niet merken. ETD  ( Effective Training Disorder) is een psychische aandoening die zich in de loop van een aantal communicatietrainingen langzaam ontwikkelt. Je bent je er eerst niet van bewust en de eerste verschijnselen doen zich vooral voor in de vorm van verveling. Daarna neemt een gevoel van zinloosheid bezit van je, die overgaat in de overtuiging dat je niet “trainbaar” bent.
Ik ben van de populaire filosofie, dus u hoeft geen onderbouwd wetenschappelijk relaas over de werking van de hersenen te verwachten. Ik stel het me zo voor: bij ETD heeft zich een cluster van communicatiemodellen in de hersenen ontwikkeld tot een prop, die de wil om te leren blokkeert. Heerlijk, die populaire filosofie, je begrijpt nog eens wat.
Mensen met ETD zijn herkenbaar aan de ironische glimlach. Ze houden van trainingsacteurs, die de verveling voeden door een rollenspel te spelen, waarin niets gebeurt. Bij de evaluatie mompelen ze dat je altijd wel iets van zo’n training opsteekt en dat is dat.
Ik heb dat ook meegemaakt, het zijn de dagen dat ik er over denk om taxichauffeur te worden.
Ach, zo vaak komt het niet voor, die ETD, het zijn maar uitzonderingen. Toch?
Gelukkig heb ik een opleiding gehad waar ik heb geleerd emoties op te roepen, bij mezelf en bij de ander. Het is de enige weg om die prop los te schudden.
Toen die vriend van mij zei dat hij niet meer trainbaar was toonde ik geen emotie. Maar dat was in het echte leven en daar heb ik last van THW (Total Harmony Wish). Daar kan ik niks aan doen, dat heb ik namelijk al vanaf mijn jeugd.
Nee, daar kan ik geen verantwoordelijkheid voor nemen.

*Ierse filosoof. Schrijft over de paradox van de moderne tijd: hoe beter we het hebben, hoe ongelukkiger we zijn.

vrijdag 2 september 2011

De Werkelijkheid

Ooit zei een deelnemer: “met verandering kan ik heel goed omgaan, ik negeer het gewoon”.
Ik luister altijd met een wijs gezicht naar deelnemers in trainingen en cursussen als het over de angst voor veranderingen gaat. “Loslaten”, denk ik dan vanuit mijn stoel, “de wereld is in beweging, weet je wel, het hoort erbij”. Met verbazing kijk ik hoe mensen willen vasthouden aan het oude, hoe star ze zijn in hun denken, hoe bang om hun zekerheid te verliezen. “Verandering is goed”, mompel ik tevreden, “het houdt je in beweging, het houdt je scherp,zonder verandering blijf je achter en raak je hopeloos geïsoleerd”. Met dat wijze gezicht stel ik vragen en met andere gezichten speel ik rollen die ze helpen om in beweging te komen en vrede te sluiten met de turbulentie van de maatschappij.
Ik ben onwetend en arrogant.
Al Jarenlang heb ik een innige band met een acteursbureau. Ik doe mijn best om ze zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, zij geven mij de gelegenheid om me te ontwikkelen door me workshops aan te bieden en aan langdurige trajecten deel te laten nemen. Het voelt als een warm bad en ik laat het me welgevallen.
Nu is er een crisis. Die was er al, maar ik heb het genegeerd. Dat was helemaal niet moeilijk. Het acteursbureau is plotseling nieuwe wegen ingeslagen om in deze tijd te overleven, de vergoedingen staan onder druk, ik ben niet meer de steracteur, de troef die ingezet wordt, ik moet me weer bewijzen tegenover nieuwe opdrachtgevers.
Wat ben ik boos. Ik word niet gewaardeerd, ik word aan de kant geschoven als oud vuil, er is geen respect voor expertise, het gaat alleen nog maar om het geld. Ik schrik van de weerstand die zich ineens in mijn buik vestigt, ik schrik van de starheid in mijn denken, van de angst voor een onzekere toekomst.
Nou is die toekomst wel heel onzeker, hoor! Geen vaste baan!, helemaal opnieuw beginnen!, geen verzekering voor arbeidsongeschiktheid!, ik ben er wel heel erg aan toe!, veel erger dan al die zeurpieten met hun riante arbeidsvoorwaarden!
Nee, ik ben nog niet bekomen van de schrik. Verandering is niet fijn. Het confronteert me met de plank waar ik tegen aan kijk en niet zie.
Ik ga maar eens op cursus.

zondag 7 augustus 2011

Betrokkenheid doet pijn

Betrokken zijn bij je medewerkers is een mooi ding. En als je dan ook nog leidinggevende capaciteiten hebt kan dat prachtige resultaten tot gevolg hebben. Harry, een teamleider die ik onlangs in een training ontmoet,  moet die capaciteiten nog leren, maar betrokken is hij wel. En hoe.
Hij zit zwijgend  en nors tussen de andere deelnemers en op de vraag van de trainer met welk gedrag een ieder aan de slag wil, geeft hij te kennen dat hij geen rollenspel wil doen, hij is er niet aan toe, te emotioneel. Dat wordt gerespecteerd, de trainer laat hem met rust.
Ineens, na de afronding van een rollenspel, roept hij, schor van emotie:
“ik doe het gewoon, kan mij het schelen, ik doe het gewoon!”
Met een rood aangelopen hoofd loopt hij naar de tafel waar ik aan zit en begint te vertellen. Hij heeft een leerling meubelmaker onder zich die hij moet zeggen dat hij geen talent voor meubelmaken heeft. 
Al maandenlang  geeft hij de jongen dagelijks aanwijzingen, maar het lukt niet.       
“Het gaat niet gebeuren!”, roept hij vertwijfeld tegen me, “dit gaat het niet worden!”
Het idee dat hij deze jongen moet gaan zeggen dat hij een ander vak moet kiezen…
Verschrikkelijk vindt hij het. “Die jongen is zo aardig en enthousiast! En hij is ook al uit zijn vorige baan gezet! En hij heeft net een vriendinnetje! En ze hebben plannen om samen te gaan wonen”!
Hij kijkt me aan met paniek in z’n ogen, een verschrikt dier, dat geen kant op kan. De worsteling vindt ook ’s nachts plaats, hij kan er niet van slapen.
Ik ben ontroerd en raak betrokken bij deze deelnemer. Te betrokken, ik krijg medelijden, want ik denk: hij is niet in staat om afstand te nemen en wordt meegesleurd door zijn emoties. Net als ik.
Maar ik spreek mezelf corrigerend toe: je bent trainingsacteur en je kan, ondanks jouw  ontroering, gedrag spelen waar hij mee oefenen kan. Je moet soms hard zijn en afstand nemen.
Wat heeft hij nodig? Erkenning voor de stap die hij al heeft gezet.
En zie, hij vat moed als ik vraag naar het gedrag van deze leerling. Door het te verwoorden, er naar te kijken, kan hij ook een beetje afstand nemen. Daarna is hij in staat een gesprek te voeren, waarin hij de feiten van de emotie scheidt, afstand neemt en naar mij, in de rol van incompetente  meubelmaker, kan kijken.
Tal van overwinningen, waar hij trots op mag zijn. Net als ik.

vrijdag 20 mei 2011

Beeldvorming

Laatst stond ik met een deelnemer, Jan,  te praten over van alles en nog wat. Ineens zei hij tussen neus en lippen door: “Acteurs zijn zeg maar erg onzeker”. Na enig doorvragen verklaarde hij: “Ze verschuilen zich achter een rol, zeg maar”. “Ze verschuilen zich achter een rol”, zei ik, maar het grapje kwam niet over.
Heel lang geleden zag je ze nog wel eens: acteurs die een assortiment aan brillen en petten in de rugzak met zich meevoerden, wie weet met etiketjes: dominant, afstandelijk, sociaal.
Ik heb zelfs wel eens een acteur gezien die een hele koffer met kleren meezeulde, ik geloof dat hij voor assessments drie pakken had. Ik zie ze weer door de gangen van de conferentiecentra lopen, ietwat haastig, hun handen om de tas met bevrijdende hoeden en oorbellen geklemd, met spanning uitkijkend naar het moment dat ze in hun rol mogen kruipen. Ik zie de verbaasde ogen van de deelnemers, ik zie de lol die ze hebben bij zo’n vertoning en ik zie het medelijden dat ze voelen voor deze acteur die blijkbaar niet geschikt is voor een normaal beroep. Ook ik heb ooit op het punt gestaan om een rugtas aan te schaffen, met handig zakjes voor rekwisieten. Inderdaad, we verscholen ons achter een rol en speelden wat de effectieve communicatie betreft een verloren wedstrijd.

Op de middelbare school hebben we ook eens acteurs in de klas gehad. Ik weet niet meer wat ze deden, alleen nog de opmerking van de leraar over hun afgetrapte schoenen: “Blijkbaar hebben ze geen geld om fatsoenlijke kleren te kopen”.
Acteurs zijn arm en onzeker en als ze in de communicatie werken zijn ze ook nog mislukt.
Laten we eerlijk wezen, we hebben lang geleden zelf bijgedragen tot deze beeldvorming. Nog steeds krijg ik schalkse blikken en knipoogjes, alsof we een geheimpje delen, van medewerkers die niet aan de training meedoen, maar het wel enig vinden dat er een acteur op de gang loopt. We spelen toneel, zijn grappig en niet serieus te nemen.
En nog steeds krijg ik de opdracht van trainers om “vanuit de rol” feedback te geven en daarna vanuit de acteur. Geen idee wat ze bedoelen, maar daarover aan andere keer.

Toen ik zag dat Jan, de deelnemer, helemaal achteraan was gaan zitten, had ik de neiging om naar hem toe te gaan en te zeggen: “Bang voor de eerste rij, Jan?”

Niet gedaan natuurlijk, dan laat je je zo kennen, zeg maar.

woensdag 23 maart 2011

Voorzeggen

Als kind kon ik erg boos worden als een ander kind het raadseltje verklapte dat mij was opgegeven. “Je mag niet voorzeggen!”, riep ik dan. Het was veel spannender om het zelf te ontdekken, het weten was niet belangrijk en het zoeken was een manier om vat op de wereld te krijgen. Kortom:  leren was leuk.
Dat heb ik in mijn schooljaren wel afgeleerd, leren was toen uit je hoofd leren, het stond in het teken van goed of fout en als je het nogal eens fout had, zoals ik, dan werd leren een vermoeiende bezigheid. En uiteindelijk werd ik lui.
Toen ik lang geleden met trainen begon was het voorzeggen schering en inslag. Deelnemers werd geleerd hoe ze met emoties moesten omgaan. Ze moesten dan bijvoorbeeld de volgende zin zeggen:
“Ik zie tranen in je ogen en je schouders hangen een beetje naar voren, dat geeft me de indruk dat je verdrietig bent, klopt dat?”.
Het werd ijverig in schriftjes opgeschreven en in het beste geval werd het ook nog toegepast. Als degene waarop het uitgeprobeerd werd uitgelachen was, namen ze hopelijk het besluit om die zin nooit meer uit te spreken. Misschien hadden ze geleerd om te zwijgen, wat dan weer heel mooi is.
Dat doen we dus niet meer. Overtuigen doen we nog wel, wat een verkapte vorm van voorzeggen is. Vorige week nog betrapte ik mezelf er op dat ik een deelnemer er van zat te overtuigen dat een bepaalde reactie op mij niet zo slim was. Hij was het er niet mee eens.
Onlangs leerde ik in een workshop een mooi woord: prestatiereflex. De wil van de trainer of acteur om resultaat te behalen is een patroon geworden. De deelnemer wil ook resultaat, dus men is al snel tevreden. Nou ja, tevreden…De uitwerking van het reflex is bijna zichtbaar: een elektrische deken van vertwijfelde moeheid valt over de groep deelnemers, een gaap wordt onderdrukt, een vingernagel bestudeerd.
Er woedt nu een bijna hypnotische tweestrijd in mij: hevig op zoek naar een manier om mensen het plezier, dat leren is, te laten herontdekken en tegelijkertijd de wil om te overtuigen.
Prestatiereflex is lastig te weerstaan. Ik wil het niet meer, ik wil mijn prestatiereflex vernietigen. Ik weet niet hoe.
Wie het weet mag het voorzeggen.

dinsdag 8 februari 2011

Column Onjuiste Communicatie

“Het echt zijn van de trainingsacteur heeft als doel directe communicatie te bewerkstelligen, zodat hij de vrijheid heeft om zijn intuïtie te laten werken”.
Een zin van mij, gevonden in een aantekenboekje. Het is zo waar als een koe en het roept talloze vragen op.
De Dikke Van Dale maar eens geraadpleegd over intuïtie: “onmiddellijke, niet op begripsdenken en redenering berustende overtuiging van de waarheid”.
Gelukkig roept dit ook veel vragen op , dat is dan weer geruststellend.
Over het echt zijn kun je boeken vol schrijven, maar een deelnemer weet onmiddellijk of de acteur aan het toneelspelen is of niet.
Stanislavski zegt in Lessen voor Acteurs:

“Met onjuiste communicatie bedoel ik dat je niet rechtstreeks in contact met je object bent, dat je indruk probeert te maken met je rol en met jezelf”.

Een tijdje geleden wilde een deelnemer weten wat er met hem gebeurde als hij met een zeer arrogante klant te maken kreeg. Maar dan ook echt Arrogant, niet mee te praten. Het ging hem niet zozeer om de vaardigheden die hij moest inzetten bij dit gedrag, maar om zijn eigen gevoel en hoe daar mee om te gaan. Op een gegeven moment brak hij ons gesprek af en gaf mij een twijfelachtig compliment:
 “Je speelt het zo goed, ik word er door afgeleid”.
Ik was inderdaad fantastisch.
Arrogante collega’s zijn mijn specialiteit en als de deelnemer mij dan ook nog vraagt echt heel arrogant te zijn, nou, hoed je dan maar.
Echt, ik zag het verbouwereerde gezicht wel en echt, echt waar, ik bleef hem in de gaten houden en gaf hem openingen om de storm te keren, heel professioneel allemaal, maar hij had me uitgedaagd als acteur. Mijn rug strekte zich, mijn voeten schoten wortel en in mijn gezicht was ongetwijfeld al de arrogantie te zien die zo dadelijk het toneel ging bestormen. Het publiek verkneukelde zich, terwijl ik me voorbereidde op de val in de bekende kuil.
Al snel werd duidelijk wat er met de deelnemer gebeurde: hij klapte dicht.
Een goed uitgangspunt om op in te haken, maar dat terzijde.
Vijftien jaar heb ik er over gedaan om het Grote Acteren van me af te schudden en dan leest uitgerekend Stanislavski me de les.

dinsdag 4 januari 2011

Column Valkuil

Hoe diep is een valkuil?
De mijne is 2.03 m, het is er heel knus met een lekkere stoel die je in allerlei standen kan zetten. Er hangen bordeauxrode gordijntjes van zacht fluweel. Er zijn geen ramen, maar die beeld ik me in: als ik er doorheen kijk zie ik arcadische landschappen met Hollandse koeien. Ik voel me er thuis.
Ik ben zo’n roker die in februari stopt, in juni één “sigaretje”rookt, in september op een spannende avond met veel drank zes peuken van anderen jat en in november weer gewoon zelf sigaretten koopt om daarna weer allerlei pogingen te doen om er vanaf te komen.
Ik weet zeker dat ik één sigaretje kan roken, ik weet het absoluut zeker en zie je wel: de volgende dag taal ik er niet naar, alles onder controle. Ik val er dus weer in en kijk vanuit mijn stoel naar de rust van de niet aanwezige koeien. Ik wil die valkuil, ik hou van ‘m
Pas hoorde ik het weer in een training:  ja, dat is mijn valkuil… Het ging over stiltes, de deelnemer kon daar niet tegen en ging dan praten, wat inhield dat hij van alles voor de ander ging invullen.
Het was geen ontdekking.  En al helemaal geen confrontatie. Nee, de spreker keek me berustend en een beetje trots aan: vertel mij niks, ik heb vaker met dit bijltje gehakt.
En dat is het dan. Het is een gegeven. Geconstateerd. Iedereen blij.
Voor werkelijke verandering is meer nodig, dat weten we allemaal.
We hopen dat de deelnemer er over na gaat denken en er echt iets aan gaat doen.
Gaat niet gebeuren, dat invullen voor de ander gebeurt voor een knapperend haardvuurtje met een glaasje congnac.
Hoe zit dat bij mij?  Als ik in een valkuil trap vind ik dat wel genoeg, ze moeten niet door gaan zagen over overtuigingen die ik heb, stappen die ik moet gaan zetten, daar word ik ontzettend kriebelig van, daar ben ik allergisch voor.
Maar als ze creatief gaan doen en vragen hoe diep die valkuil is, dan weet ik wel een antwoord: 2.03 m