dinsdag 14 september 2010

Column Weerstand

Weerstand

Hij komt met een gezicht als een donderwolk binnen, geeft me een slap handje zonder me aan te kijken, gaat zitten en zegt: “ik weet niet wat ik hier kom doen”.
Ik zou willen schrijven: Klassiek! Smullen! Daar kunnen wij professionals wel wat mee!
Meeveren, serieus nemen, grenzen stellen, net genoeg aandacht zodat hij een beetje warm wordt van binnen, niet te veel, want er mag geen irritatie in de groep komen.
We geven hem een pakkerd en als hij week geworden is, persen we hem in het keurslijf van één of ander model. Kolfje naar onze hand, peulenschil. Daar zit hij dan, de rest van de dag uit. Braaf te wezen. Olifantje blaast verhaaltje uit, klaar.
Maar zo gaat het niet. Zo’n man doet iets met me. Het eerste wat gebeurt is een zenuwsteek in de buik. Dan een golf van ergernis, parkeer dat nobele streven om te leren maar, want er moet eerst aandacht geschonken worden, begrip getoond. En dat doe ik dan en dat lukt dan, want hij begint te ontdooien en voelt zich begrepen en iedereen haalt stiekem opgelucht adem en dan drinken we koffie en dan krijg ik allerlei  gevoelens, namelijk tevredenheid en geloof in de mens en geloof in mezelf, maar vooral een diep, neerslachtig gevoel van zinloosheid.
Is het niet om gek van te worden?  Ik heb toch voor dit vak gekozen omdat ik met mensen wil zoeken naar de mogelijkheden en de verrassingen van onze communicatie, naar het wonder van de interactie? Ik wil werken in een sfeer van respect en veiligheid…nou ja, alles wat dit vak zo mooi maakt. Wat moet ik dan met weerstand?
Dus als u me nu voorstelt om eens een cursus weerstand te gaan doen, weet ik al wat ik ga zeggen als ik het lokaal binnen kom:  “Ik weet niet wat ik hier kom doen”.
En hoop dan wel dat u wat aandacht aan me besteedt.