Ik wil dicht
tegen mijn gevoel aan staan, het hier en nu werkelijk ervaren. Het is goed om
emoties toe te laten, ze zijn de ijkpunten van wie je werkelijk bent.
Maar soms
komen die emoties onuitgenodigd vrijwilligerswerk verrichten. Ze hebben blijkbaar
een sleutel, want ze staan ineens in je bovenkamer de ramen te lappen. Het
gebeurt als ik een compliment krijg en daar ben ik intussen goed op voorbereid:
de zeem ligt altijd voor het grijpen. Maar soms komen ze zó onverwacht en zó
enthousiast dat ik die zeem niet vinden kan en andere maatregelen moet treffen.
De
slagersvrouw is hard bezig met het snijden van salami, ze is rood aangelopen en
blaast een lok haar uit de ogen. “Dat was het?”, vraagt ze aan de heer voor me.
Er hangt iets zwaars aan haar stem, een pendule die de tijd vertraagt. Ze pakt
de salami vakkundig in en stopt het in een tasje. Buiten zitten hangouderen op
een bankje te wachten op een belofte, een botsing van twee winkelwagentjes, een
praatje, een verdwaald kind.
De
slagersvrouw kijkt me vermoeid aan.
“Goedemorgen”,
zegt ze, “of is het al goedemiddag?”
“Het is nog
goedemorgen”, zeg ik, altijd in voor een grapje.
“Oh. Nou, de
tijd kan niet snel genoeg gaan, toch?”
“Vind je dit
werk niet leuk, dan?”, vraag ik prompt en heb er onmiddellijk spijt van.
“Hoezo? Je
kan maar beter thuis zitten, toch?”. Ze kijkt me aan met een treurige blik,
mijnheer is zeker niet helemaal van deze wereld …
De vrijwilligers
staan ineens monter voor mijn neus met emmers te zwaaien. Ze morsen kwistig met
hun sponsen en trekkers. Protesteren heeft geen zin. Van schrik duik ik
voorover de vitrine in, op zoek naar iets van mijn gading. Ik kan niks onderscheiden,
de vleeswaren vloeien in elkaar over. “Gaat u maar voor, ik moet nog even
kijken”, zeg ik tegen de schim achter me vanuit mijn gebukte houding. Geen
antwoord. Dat is ook niet mogelijk want het is een kartonnen big met een
blozend gezicht, die hamsalade aanprijst. “Doet u maar twee ons hamsalade”, zeg
ik tegen de vitrine. De vitrine antwoordt wel: “ dat is zalmsalade. Ook lekker,
hoor”.
“Ja, goed ”.
Terwijl de slagersvrouw een bakje voor
de salade pakt, richt ik mij weer op en kijk door de winkelruit naar buiten. De
hangouderen kijken terug. Hier sta ik, de belofte, een hopeloos verdwaald kind.
Maar ze zien het niet, het hier en nu hebben ze achter zich gelaten en als ik
de slagerij verlaat gunnen ze me geen enkele blik.
Ik ben even
kwijt wie ik werkelijk ben.